Abdijmuseum Ten Duinen
Nieuws

(c) foto Marc Van de Wiele Auctions

Het Abdijmuseum beheert en onderzoekt niet enkel de collectie die bij opgravingen op de site van Ten Duinen blootgelegd zijn. De ruimere geschiedenis van de cisterciënzerabdij, de gemeenschap van de abdij te Koksijde en de herinneringscultuur rond de figuur van Idesbald komen aan bod. Daarom verwerft het museum soms bijkomende stukken. Op een recente veiling werden zo twee loten aangekocht: een rond de Zalige Idesbald en een met Latijns dichtwerk verwijzend naar de herinneringscultuur rond de Zalige Idesbald.

Het mapje over Idesbald is vrij divers. Het bevat krantenknipsels over de feestelijke stoet in Brugge in 1896 en stukken die met de opbouw of de deelnemers te maken hebben, zoals affiches, een uitnodiging of een menukaart. Het bevat ook briefwisseling en nota’s, die uitnodigen tot verder onderzoek, naast enkele stukken over andere Brugse feesten uit die periode.

Maar het is vooral het andere lot, dat we willen signaleren. Het is een schriftje in 19de-eeuws handschrift, met een fiche die aantoont dat dit komt uit de bibliotheek van Ernest Rembry (1835-1907). Rembry was na zijn wijding slechts enkele jaren onderpastoor van de Brugse Sint-Gillisparochie, maar hij bleef zich levenslang interesseren voor die heilige en de parochie, waarover hij enkele publicaties bezorgde. Vandaar naar het nabijgelegen Grootseminarie en de vroegere Duinenabdij is een kleine stap. En in dit schriftje liet hij teksten kopiëren uit het Duinenbezit.

Het schriftje draagt op het voorblad de titel ‘Epitaphium Beati Patris Nostri Idesbaldi’, een Latijnse tekst naar aanleiding van de 500ste verjaardag van Idesbalds overlijden, gevierd in de abdij op 18 april 1667. Onderaan staat als auteur “D. LUCas De VrIese R. DUnensIs”: Lucas de Vriese, religieus van Ten Duinen, in een chronogram met 1667 als oplossing (je telt alle hoofdletters op die Romeinse cijfers zijn). De Vriese was pas monnik geprofest en zou in 1699 abt worden. Hij stond al bekend als ‘een behendig jaarschriftmaker en dichter’ (E. Schockaert), en het schriftje bevestigt dat duidelijk. Pagina’s lang jongleert hij met vooral Latijnse regels die telkens het jaartal 1667 opleveren, en daarna komen er enkele voor de jaren 1670 tot 1675. Dit alles zal gemaakt zijn door De Vriese.

Het schrift bevat dan nog een reeks Latijnse teksten, met chronogrammen en anagrammen (het vormen van andere teksten met dezelfde letters), het spelen met woorden en teksten dat erg populair was in de 17de- en 18de-eeuws geleerde kringen. Ze zijn opgedragen aan wereldlijke personen (ca. 1685), aan de abten Collé (1680-1698) en De Vriese (1699-1723), aan Placidus Maseman (1688), en met diverse teksten aan Arnould Terrasse, de man die in 1678 tegenabt werd op Ten Bogaerde en die hier erg negatief in beeld komt. Zo wordt ‘Aernoudt Terrasse’ omgevormd tot ‘den straats rovere’ en ‘ons staet-verrader'…

De aanwezigheid van Maseman in dit gezelschap van grote heren en abten verrast wat. Was ook hij bedreven in dit soort taalspelletjes? Misschien biedt dat dan de oplossing voor een drukwerkje uit 1683, dat we vroeger al eens signaleerden. Dat bevat uitvoerige lofdichten ter ere van Martinus Collé nadat hij tegenabt Terrasse overwonnen had. De auteur ervan is niet vermeld, maar betitelt zichzelf als een novice. Nu kennen we in die periode een zevental novicen, waaronder Maseman, die op 26 november 1684 geprofest zou worden! Is hij de auteur van dit boekje? Misschien nog enkel een suggestie, maar toch een intrigerende…